De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

[p. 117]

Aan mijne egade, met het eerste deel mijner ‘Winterbloemen’.^*

De trouwe wederhelft, en troost, en levenslust,

Wier zangstem in mijn hart den kreet der zorgen zust,
Wier kuische en teedre vlam mijn grijsheid weet te ontgloeien,
En nog 't verstramde bloed voor deugd en plicht leert vloeien,
Ontfang' dit dor gebloemt': haar invloed bracht het voort,
Wier warme zomerzon door dees mijn winter gloort.

18 11/11 11.

* Affodillen I, 120.