De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 443]
| |
aant.Geboortegroet aan mijne egade.Ga naar voetnoot*De aanvang aller gunstbewijzen
Is het eerste morgenlicht
Dat aan 't losgeworsteld wicht
In Gods zegen op mocht rijzen,
En, waar ooit de zangaâr vliet,
Deze dag verdient een lied.
U herrijst hy, lieve Gade,
En zou ik hem wederzien,
En dat feest geen hulde biên
In 't genot van die genade
Die my weder op deze aard
Tot dit heden heeft gespaard?
Neen; hoe keel en borst versteven,
(Dank zij de Almacht voor die gunst)
Al ontviel my kracht en kunst,
'k Mag u weêr den heilgroet geven,
Dien ik dertig jaren lang
Uit mocht storten in mijn zang.
Lieve, ja, de jaren vlieten
Als een toomelooze vloed,
En zy storten zuur en zoet;
Maar te leven is genieten,
Zoo men dankbaar dag voor dag
Uit Gods Hand ontfangen mag.
| |
[pagina 444]
| |
Leven, ja, bestaat in lijden;
Maar dat lijden is ons heil,
En Hy stelde 't maat en peil,
Door geen rampen te overschrijden;
En - wat wierd er van den mensch,
Ging 't op aarde naar zijn wensch!
Ieder uchtend brengt ons nader
Uit dees ongestuime zee
Van het schokkend wareldwee
Aan het huis van onzen vader,
Die te midden in het leed
Zijne kinders niet vergeet.
Zouden wy zijn woord verdenken?
Waar de wind ons drijven moog,
't Is niet uit Zijn Vaderoog.
Alles wentelt op zijn wenken,
En Hy stiert met eigen hand
Onze boot naar 't wisse strand.
Lieve! heffen wy onze oogen,
Heffen wy 't beklemd gemoed,
Naar die bron van alle goed!
Neen, niet angstig neêrgebogen!
Jezus leeft; gelooven wy,
En Zijn geest is ons naby.
Danken voegt ons t' aller stonde:
Hoe behoeftig, mat, of krank,
Zelfs het lijden vordert dank;
Elke nieuwe zonneronde
Is een onwaardeerbre schat,
Die een eeuwig heil bevat,
| |
[pagina 445]
| |
Kom dan! de opgeheven handen
By dit nieuwe levensjaar
Weêr gestrengeld in elkaâr!
Laat ons 't hart van dank ontbranden!
Vloeien onze dankgebeên
Als ons beider ziel in één!
Dank, ô Vader, bron van 't leven,
Voor dit nieuwe morgenrood
Dat ons weêr een kring ontsloot
Om Uw goedheid eer te geven!
Steun, ja steun ons, geef ons kracht
Tot den plicht die op ons wacht!
Dierbre, ja; in Hem gelooven
Die voor ons der zonden zoen
Aan het kruishout mocht voldoen,
Voert ons allen druk te boven.
Wien Zijn liefde 't hart doorstraalt,
ô Voor dien heeft Hy betaald.
Dit verleen' Hy! Deze bede
Zij voor U mijn morgengroet.
Geen mistrouwen op Zijn bloed!
Boezemrust en zielevrede;
Deze schenk' Hy u en my,
Op dit dierbaar feestgetij'!
Zie de teedre spruit dan bloeien
Die Gods weldoend oog bewaart,
Als mijn lichaam rust in de aard',
En naar oudrenwensch volgroeien;
En verleen' zijn rijper tijd
Wat uw ouderdom verblijd'!
| |
[pagina 446]
| |
Gode zijt gy opgedragen,
En mijn boezem is gerust;
Als mijn levenstoorts zich bluscht
Zal de Almachtige arm u schragen.
Hoop, en wandel onbeschroomd
't Uur spoedt nader, Jezus koomt!
1826.
|
|