De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

[p. 245]

Aan jonkheer D. van Hogendorp, by zijne Strijdrede over 't recht van Prins Willem I.^*

Vaar voort, en wreek den Vorst die Godsdienst en geweten

Ten koste van zijn bloed ontrukt heeft aan 't geweld:

Geen dolheid, die weêr krijscht om de afgeschudde keten,

Verbaze u in een pleit waar 't Recht en Waarheid geldt.

Kiez' de ingebeelde Waan, voor 't wettig Staatsregeeren,

De woeste drift des volks of 't looden burgerjuk;

Het Vorstelijk gezag - is Vrijheids zaak verweeren,

Wat Tuimelgeest ook thands het heiligste onderdrukk'.

Ga, volg die braven na, wier bloed u stroomt door de aderen,

Doe de ongelijkbre deugd van Neêrlands Stichter recht.

De Lafaart zwijge, of plooi', en heul' met 's Lands verraderen;

Gy, blijf aan Nassaus huis, aan God en de eer gehecht!

Geheel een razende eeuw moog voor hun Drekgoôn knielen,

En slaven kruipen doen voor slaven, hun gelijk;

Een edelaartig kroost van vrijgeboren zielen,

Staat pal, verdunrt, volhardt, en lijdt met

bilderdijk.

1820.

* Krekelzangen II, 164.