Inhoudsopgave
Christelijke gezangen en liederen.
Voorberigt.
Inhoud der Christelijke gezangen en liederen; met derzelver melodijen.
I. afdeeling. Gods bestaan, voorzienigheid en volmaaktheden.
Christelijke gezangen en liederen.
I. Het bestaan van God.
II. De Schepping.
III. God verheerlijkt in zijne werken.
IV. God geprezen als schepper en verzorger.
V. Gods weldaadigheid in de natuur.
VI. God gepreezen in zijne werken.
VII. Gods voorzienigheid in het algemeen.
VIII. Gods voorzienigheid over den mensch.
IX. Gods regeering.
X.Gods volmaaktheid.
XI.Gods eeuwigheid.
XII.Gods eenheid.
XIII. Gods almagt.
XIV. Gods alomtegenwoordigheid en alweetendheid.
XV. Gods wijsheid.
XVI. Gods goedheid.
XVII.Gods grootheid en goedheid.
XVIII. Gods barmhartigheid en genade.
XIX. Gods langmoedigheid.
XX. Gods goederterenheid en magt.
XXI. Gods rechtvaardigheid.
XXII. Gods heiligheid.
XXIII. Gods onveranderlijkheid.
XXIV. Gods algenoegzaamheid en gelukzaligheid.
XXV. God aller menschen vader.
XXVI. God alleen het vorwerp van lof.
II. afdeeling. Godsdienst en deugd in het algemeen.
XXVII. Verplichting tot deugd en godsdienst in het algemeen.
XXVIII. De beminlijkheid der deugd.
XXIX. De haatelijkheid der ondeugd.
XXX. ’t Geluk der pligtsbetrachting.
XXXI. Het geweten.
XXXII. God de vijand der boosheid.
XXXIII. Voordeelen der deugd in dit leeven.
XXXIV. ’t Lot der deugdzaamen en der godloozen.
XXXV. Het heil van den godsdienst.
XXXVI. Oprechtheid.
XXXVII. Schijnheiligheid.
XXXVIII. Standvastigheid en onstandvastigheid.
XXXIX. Kloekmoedigheid.
III. afdeeling. Godsdienstpligten.
XL. Godsdienstigheid.
XLI. Godsdienstkennis.
XLII. De Reden.
XLIII. ’t Bijgeloof.
XLIV. Liefde tot God.
XLV. Liefde tot Jesus.
XLVI. Godsdienstige dankbaarheid.
XLVII. Onderwerping aan Gods bestuur.
XLVIII. Vertrouwen op God.
XLIX. God, de steun der vroomen.
L. De vrees des Heeren, de grond van vertrouwen.
LI. Gerustheid in God.
LII. God, onze toeverlaat.
LIII. God, onze steun in druk.
LIV. Troost in God.
LV. God, onze sterkte.
LVI. Godsdienstige blijdschap.
LVII. Openbaare eerdienst.
LVIII. Bedezang voor de predikatie.
LIX. Huiselijke Godsdienst.
LX. Het leezen der Heilige Schrift.
LXI. Het gebed.
LXII. Het gebed van onze Heere Jesus Christus.
LXIII. Boetvaardigheid en bekeering.
LXIV. Het uitstel der bekeering.
LXV. Bede om genade.
LXVI. ’t Geluk van met God bevredigd te zijn.
LXVII.Gehoorzaamheid aan God.
IV. afdeeling. Pligten jegens de naasten.
LXVIII. Goedwilligheid.
LXIX. Rechtvaardigheid.
LXX. Waarheid en trouw.
LXXI. Weldaadigheid.
LXXII. Vergeeflijkheid.
LXXIII. Dankbaarheid.
LXXIV. Vredelievendheid.
LXXV. Vaderlands-liefde.
LXXVI. Bededags-lied.
LXXVII. Dankdags-lied.
V. afdeeling. Pligten van den mensch jegens zichzelven.
LXXVIII. De zelfkennis.
LXXIX. Het zelfbestuur.
LXXX. De maatigheid.
LXXXI. De zagtmoedigheid.
LXXXII. De nederigheid.
LXXXIII. De voorzigtigheid.
LXXXIV. De naastigheid.
LXXXV. Gods zegen noodig bij ’s menschen poogen.
LXXXVI. Blijmoedigheid.
LXXXVII. Het vergenoegen.
LXXXVIII. Pligten in voorspoed.
LXXXIX. Pligten in tegenspoed.
XC. Aankleeving aan God in rampspoed.
XCI. Berusting in Gods schikkingen.
XCII. De christelijke lijdzaamheid.
VI. afdeeling. De christelijke bedeeling.
XCIII. Joannes de Dooper, de wegbereider voor Jesus.
XCIV. De uitmuntendheid en voordeelen van den christelijken godsdienst.
XCV. De wonderwerken van Jesus, blijken Zijner goddelijken zending.
XCVI. Jesus het volkomenst voorbeeld der deugd.
XCVII. De voordeelen van Jesus dood.
XCVIII. Character van een waar christen.
XCIX.Zelfverlochening.
C. Broederlijke liefde.
CI. Liefde tot de vijanden.
CII. De christelijke verdraagzaamheid.
CIII. Het geeven van een goed voorbeeld.
CIV. Het laatste oordeel.
CV. Uitzigt in de eeuwigheid.
CVI. De heerlijkheid en gelukzaligheid van het toekomend leeven.
VII. Afdeeling. Gebeurtenissen, lijdensstoffen, gedenkdagen, doop-, proef,-, avondmaal- en dank-gezangen.
CVII. De lofzang van Zacharias.
CVIII. De lofzang van Maria.
CIX. Jesus gebooren.
CX. De boodschap aan de herders.
CXI. De lofzang der engelen.
CXII. De lofzang van Simeon.
CXIII. Jesus in Gethsemané.
CXIV. Jesus verraaden en gevangen.
CXV. Jesus voor den joodschen raad.
CXVI. Jesus door Petrus verlochend.
CXVII. Jesus voor Pilatus.
CXVIII. Jesus voor Herodes.
CXIX. Jesus en Barrabas.
CXX. Jesus bespot en gegeesseld.
CXXI. Laatste terechtstelling van Jesus.
CXXII. Jesus weggeleid en gekruist.
CXXIII. Jesus bespot aan het kruis.
CXXIV. Jesus dood.
CXXV. Wonderen na den dood van Jesus.
CXXVI. Jesus begraaven.
CXXVII. De opstanding van Jesus.
CXXVIII. Eerste Paaschlied.
CXXIX. Tweede Paaschlied.
CXXX. Hemelvaart-lied.
CXXXI. Jesus heerlijkheid in den hemel.
CXXXII. Eerste Pinksterlied.
CXXXIII. Tweede Pinksterlied.
CXXXIV. Lied voor de bediening des doops.
CXXXV. Boetzang bij de bediening des doops.
CXXXVI. Tusschenzang bij de bediening des doops.
CXXXVII. Lied naa de bediening des doops.
CXXXVIII. Eerste lied ter voorbereiding voor het Avondmaal.
CXXXIX. Tweede lied ter voorbereiding van het Avondmaal.
CXL. Lied voor het vieren des Avondmaals.
CXLI. Tusschenzang bij het houden des Avondmaals.
CXLII. Eerste gezang bij het gebruik des Avondmaals.
CXLIII. Tweede gezang bij het gebruik des Avondmaals.
CXLIV. Danklied na het Avondmaal.
VIII. Afdeeling. Nieuwjaarsgezangen en daartoe betrekkelijk.
CXLV. Nieuwjaars-zang.
CXLVI. De wisselvalligheid deezer aarde.
CXLVII. Broosheid des leevens.
CXLVIII. IJdelheid des menschelijken leevens.
CXLIX. Onbestendigheid der aardsche goederen.
CL. Troostzang wegens de kortstondigheid des leevens.
Register der Gezangen en Liederen, volgens den aanvang van elk Gezang.
Aanwijzing van gezangen, die op dezelfde Melodijen gezongen worden.