Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio C1v] [fol. C1v] XXIII. Gods onveranderlijkheid. O Heer van al, wat was, wat is, wat wordt, ô Gij alleen, Oneindig Opperwezen! Aanbidlijk groot, door geene magt verkort, Nooit heeft Uw staat verandering te vreezen: Wie zou, ô God! Uw vasten throon verwrikken, Die d’ eeuwen telt als vlugtig’ oogenblikken. 2 ô Groote God! het naadrend tijdsgewricht En d’ eeuwen, die voor ’t menschdom gantsch verdweenen, Roept G’ uit het niet, zij treeden in het licht En zweeven voor Uw’ hoogen zetel heenen, Als kielen, die langs ’t kabblend water drijven, Deez’ rood van bloed, die groen van vreed’-olijven. 3 Ia zelfs Natuur, gevormd naar Uwen [Folio C2r] [fol. C2r] wil, Zo schaars gewoon om tegenstand t’ ontmoeten, Staat voor Uw’ wenk op haare loopbaan stil, En buigt, ô God! zich needrig aan Uw voeten; Gij hebt alleen, ô Eindloos Eeuwig Wezen! Geen schaduw van verandering te vreezen. Vorige Volgende