Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXXXI. Jesus heerlijkheid in den hemel. Wie zit in glorierijken stand Ten throon, aan ’s Vaders rechterhand! Wie is het, die met Englen-reijen Omringd is, in het Hemelhof; Daar zij Zijn’ onuitputbren lof In Godgewijd gezang verbreijen? 2 ’t Is Iesus, die den rechten aart Ons van Zijn Rijk dus heeft verklaard, Toen Hij voor onze schuld zou sneeven; Mijn kroon, en throon, en rijksgebied Zijn van d’ onwaarde wereld niet, Maar [Folio M1v] [fol. M1v] in den Hemel hoog verheven. 3 ’t Is Iesus, die, omringd van druk, Ontbloot van ’s werelds schijn-geluk, Den weg ter zaligheid kwam leeren. ’t Is Iesus, die, hoe goed en groot, Veragt door d’ aardschgezinden Iood, Zich in den Hemel zelfs ziet eeren. 4 Hij, die den menschen was ten spot, Is allermeest geagt bij God. Hij, die geen luister had op aarde, Is, naa Zijn’ droeven ramp en kruis, Verheven in Zijn ’s Vaders huis, En is bij God in hoogste waarde. 5 Welaan dan, dankbre zielen! looft Den naam van zulk een Opperhoofd, Den naam van Iesus, zoo verheven: En buigt u neder voor Zijn’ throon, Stijgt Hemelwaards na ’t schoonste schoon, En tracht met vlijt na ’t Eeuwig leeven. Vorige Volgende