Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio L12v]
| |
smarten
Voor hunn’ trouwe, zwakke harten.
2 Nog staaren zij op hunnen Heer;
Daar strijken Hemelboden neêr,
Om troost tot hen te spreeken.
God! welk een troost! ja, ’t zal geschiên,
Zij zullen Iesus wederzien,
Schoon nu hun oog ontweeken,
Wat vreugd!
De Deugd,
Hier verschooven,
Wordt hier boven
Aangebeden,
Smaakt dáár reine zaligheden.
3 Dat wederzien geeft troost en moed
In ’s leevens zwaarsten tegenspoed,
’t Afsterven van Zijn vrinden.
ô Allen! gij, die God bemint,
Gij zult uw’ bloedverwant of vrind
Ook zalig wedervinden.
Daalt af,
In ’t graf,
Waardste panden!
Breekt de banden,
Die ons knoopen,
Nu w’ op ’t zalig weêrzien hoopen.
4 En gij, die nooit uw’ Heilland zaagt,
Maar Hem bemint, die Hem behaagt,
Leeft, in het
| |
[Folio M1r]
| |
blij vertrouwen,
Daar gij Zijn tweede komst verbeidt,
Dat g’ in d’ onmeetbaar’ Eeuwigheid
Hem zalig zult aanschouwen.
’t Gevoel,
Zo koel,
Hier op aarde,
Voor Zijn waarde,
Nooit volpreezen,
Zal dan vuur en liefde weezen.
|
|