Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXLIII. Tweede gezang bij het gebruik des Avondmaals. O Iesus! ô waar rukt de liefde, Die U aan ’t kruis zoo kragtig griefde, Waar heenen rukt zij ons gemoed, Terwijl w’ in ’t een en ’t ander teken Uw wreed gemarteld lijf zien breeken, Zien plengen Uw gezegend bloed. 2 Was dit het loon voor zoo veel’ [Folio N1v] [fol. N1v] werken, Zoo vol van Goddelijke merken, Zoo vol van zegen, vaak gedaan? Of kwaamt Gij tot dit eind’, ô Waarde! Door ’s Vaders wijs beleid op aarde, Om zulk een kruislot t’ ondergaan. 3 ô Ia, Gij kwaamt hier om te lijden, En dus het menschdom te bevrijden Voor Gods rechtvaardig’ ongenaê. ô Liefde! Liefde, rijk van zegen! Waar vindt de ziel, in ’t overweegen Van Uwe kragt, Uw’ wedergaê. 4 Laat vorsten, om hun onderdaanen Den weg tot tijdlijk heil te baanen, Zich willig geeven in den dood; Gij troostt’ U duizend doôn te sterven, Waardoor G’ ons ’t eeuwig heil doet erven, Uw Liefd’ is duizendmaal zoo groot. [Folio N2r] [fol. N2r] 5 Laat vrinden door getrouwe vrinden Zich ramp en lijden onderwinden; Gij gingt onschuldig in den dood, Om afgedwaalde stervelingen, Om zondaars aan ’t verderf t’ ontwringen, Uw Liefd’ is duizendmaal zoo groot. 6 Laat David wenschen, om zijn leeven Voor zijn’ ontaarden Zoon te geeven; Gij wenschte niet; maar leedt den dood Voor menschen, diep in schuld gevallen: Gods Zoon, Gij waardigste van allen! Uw Liefd’ is duizendmaal zoo groot. 7 Ach! dat dit beeld ons niet bij vlaagen, Of nu alleen, maar alle dagen, All’ uuren blijve voor ’t gezigt, En ons met ernstige gedagen Steeds doe be- [Folio N2v] [fol. N2v] denken, steeds betrachten Het werk, waartoe G’ ons hebt verpligt. Vorige Volgende