Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio M11r]
| |
waarop de Man verscheen,
Die, toegerust door God met wijsheid en met kragt,
Licht, waarheid, troost en hoop op deez’ onz’ aarde bragt,
Vooroordeel, bijgeloof, afgoderij bestreedt,
Als ’s Hemels afgezant, de grootste wondren deed,
Van zond’ ons heeft be - - vrijd en van ’t bederf verlost,
En ziet, wat of dit heil aan Iesus heeft gekost.
2 Volgt den Hersteller van de deugd, de rust en vreê,
Met eerbied en met liefd’ in ’t Hof Gethsemané,
Daar Hij, al biddend’ zich, in stilt’ en eenzaamheid,
Tot zijn gewigtig werk, Zijn sterven voorbereidt:
Vrees voor Zijn naadrend lot bestormt Zijn zagt gemoed,
En d’ angst verdikt Zijn zweet tot groote dropplen
| |
[Folio M11v]
| |
bloed,
Dan, met wat sid - de - - ring Hij aan Zijn lijden denkt,
Hij kiest den bittren kelk, dien Hem de Vader schenkt.
3 Daar druischt een woeste schaar, door domme drift verblind,
Den Hof in, voorgegaan door Iudas, Iesus vrind.
Deez’ vliegt Hem in den arm, hij kuscht hem: Welk een smart
Baart die verraders kusch in Iesus e - del hart.
Men valt naa deeze leus op den Verlosser aan.
Hij voelt in zich de magt om ’t krijgsvolk te verslaan,
Zwicht voor hun dwaa - ze woed’, en volgt, en zwijgt en duikt,
Daar Hij, den mensch tot heil, alleen zijn magt gebruikt.
4 Nu zwerft Hij uuren om, in rusteloos gewoel,
Men sleept Hem van den een’ na d’ andren Rechterstoel;
Hij ziet hoe
| |
[Folio M12r]
| |
priesterlist het heilig recht steeds buigt,
Hij hoort, wat tegen Hem de lastertong getuigt.
Al wie Hem smaadt gelooft, dat hij iets goeds verricht,
Baldaadigheid spuuwt Hem in ’t vriendlijk aangezigt,
De wreedheid grimt Hem aan, en slaat zoo onbesuisd,
Als stout en ongestraft, Hem met haar’ forsche vuist.
5 De grootste gunst, die Hij van ’t Roomsche Recht ontving,
Een gunst zoo laf als wreed, was strenge geesseling.
Dus druipende van bloed, door d’ onverdiende straf
Vleit Hij de Menschlijkheid een traan van deernis af.
Maar ’t altoos wufte volk, ten prooi aan priesterlist,
Dat ligt verleid, verblind, vaak met zichzelven twist,
Vergeet zijn’ trouwsten vriend en
| |
[Folio M12v]
| |
schreeuwt met schorre stem:
Men voere Hem ter dood! men kruis Hem! weg met Hem!
6 Ziet Hem ten einde kragt, nog met Zijn kruis belaên,
Bedaard, Zijn lot getroost, stil na den kruisberg gaan,
Men legt Hem op het hout, men trekt, men rekt Zijn leên,
Drijft Hem door hand en voet de lompe nagels heen,
En heft het kruis om hoog: afgrijsselijk vertoon!
Men kruist de reine Deugd, voegt smart bij smaad en hoon,
Spot met den Lij - den - - den, en ’t geen Hem grievendst smart,
Met Zijn gewigtig ampt, en Zijn menschlievend hart.
7 Is ’t wonder Christnen! dat gij vol van dankbaarheid
Nu g’ aan uw’ Heilland denkt, Zijn deerlijk lot beschreit.
Maar beuren wij ons op; Zijn lijden is
| |
[Folio N1r]
| |
volbragt,
De Heilland lang verhoogd, bekleed met eer en magt.
Dan ’t grootst, het heerlijkst loon, dat meêr zijn hart verheugt,
Is onze vordering in Christelijke deugd.
ô God! mogt het ge - - bruik des Broods en van den Wijn
Tot onze heiliging een vrugtbaar middel zijn!
|
|