Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LI. Gerustheid in God. Ons hart buigt zich eerbiedig neêr, Onz’ oogen zijn niet hoog, ô Heer! Wij wandlen niet in ’t geen te groot, Te vreemd is voor Uw’ gunstgenoot. 2 Heeft zich ons hart niet stil gezet, En zich verlochend naar Uw wet; Terwijl wij, opgeruimd en stil, ô God! berusten in Uw’ wil. 3 De ziel, die steeds na kalmte haakt, ’t Gemor van ’t wanvertrouwen wraakt, Haar kragt, haar hoop van U ontleent, Heeft zich met Uwen wil veréénd. [Folio E4v] [fol. E4v] 4 Dat dan ons hart op U vertrouw’, Op Uwe liefd’ en bijstand bouw’, Berustend’ in Uw wijs beleid, En nu, en in all’ eeuwigheid. Vorige Volgende