Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio H8r] [fol. H8r] VI. afdeeling. De christelijke bedeeling. [Folio H9r] [fol. H9r] XCIII. Joannes de Dooper, de wegbereider voor Jesus. Hoe menig plan wel uitgedacht, Nooit tot volkomen stand gebragt, Is onvoltooid gebleeven? Hoe menig Wijsgeer heeft zijn hoofd Tot heil der wereld afgesloofd, Gedacht, gewerkt, geschreeven; En oogstte niets van al zijn vlijt Dan tegenstand, verlies van tijd, Nooit naar waardij te schatten. Waarom? Hij kwam één Eeuw te vroeg, Het menschdom was niet rijp genoeg, Om zijn belang te vatten. 2 Wie was ooit beter toegerust, Meêr van zijn eige kragt bewust Om ’t menschdom te hervormen, Dan Iesus, met Gods magt bekleed, Die door elk wonder, [Folio H9v] [fol. H9v] ’t welk Hij deed, ’t Vooroordeel weg kon stormen. Die een nooit uitgeputten schat Van menschenkund’ in zich bezat, Elks zwakheid kon doorgronden, Voor iedre ziekte van ’t gemoed, Hoe zeer verzuimd, hoe sterk gevoed, Een middel had gevonden. 3 Dan nooit had Hij het volk verlicht; Het zeedlijk rijk der Deugd gesticht, Of waarheid veel gewonnen; Had niet de strenge Boetgezant Zich tegen d’ ondeugd aangekant, ’t Hervormingswerk begonnen’ Voor Iesus niet den weg bereid Door, voor het volk, Boetvaardigheid Met strengen ernst te preeken, Door met hen van ’t rampzaligst lot Eens volks, ’t welk d’ ongunst treft van God, Harttreffende te spreeken. 4 Hij, die den mensch hervormen wil, Werk’ [Folio H10r] [fol. H10r] in ’t verborgen, langzaam, stil, Leer’ hem vooreerst zijn pligten; En waan’ vooral niet al te vroeg: ‘Het volk heeft kund’ en licht genoeg, Men kan iets goeds verrichten.’ Hoe vaak heeft niet de menschenvrind, Door zijn goedhartigheid verblind, Tijd, schat en rust verlooren Door ’t prediken van wijze reên Voor ’t nog te ruw, te dom gemeen, Om hem met vrucht te hooren. Vorige Volgende