Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio B11v]
| |
Blinkt ons bij elken stap, in d’ oogen.
2 ’t Geluk van allen is Uw doel;
Dat elk met dankbaarheid gevoel’,
Hoe, schoon de druk soms bitter smaakt,
Uw liefd’ ons zelfs in leed bewaakt;
Gij, steeds den zwakken mensch geneegen,
Maakt rampspoed hem een bron van zegen.
3 Zo d’ avond somtijds traanen brengt,
En onzen wijn met gal vermengt,
Het heeft geen duur; de morgen schijnt
Nog naauwlijks, of het leed verdwijnt;
Ia, God! het bitter van ’t voorleeden
Verzoet Gij door een heuchlijk heden.
4 Nog sidderend voor ’t naadrend leed
Hebt G’ ons met vreugd en heil bekleed.
Niet slechts in angst gaaft G’ ons gehoor,
Maar dikwerf kwaamt G’ ons bidden voor.
Rijs dan tot God, ô dankbre klanken!
Gunst zonder eind eischt eindloos danken.
|
|