Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio B12r] [fol. B12r] XXI. Gods rechtvaardigheid. Gij, ô Kenner onzer kragten, Gij, ô Beproever der gedagten, Gij, ô Bestuurder van ons lot! Wien de list niet voor kan liegen, En wien geen valschheid kan bedriegen; Gij moet Rechtvaardig zijn, ô God! Volmaakt in Uw natuur, Volgt G’ in Uw wijs bestuur, ’t Zij zoet of zuur Ons zij bereid, Waar G’ ons geleidt, De Wet der strengste billijkheid. 2 Zij, die naar Uw wetten leeven, Volijvrig na volmaaktheid streeven, Zijn zalig zelfs in tegenspoed; Zij, die hunnen pligt vergeeten, Knaagt wroeging ’t hart, angst het geweeten, Al dartlen zij in overvloed; Gij geeft naauwkeurig agt Op zedelijke kragt. Waar wil naar magt Zich werkzaam toont, Wordt hij be- [Folio B12v] [fol. B12v] loond En ’t zwakke van de daad verschoond. 3 Leer ons onzen trotsch verwinnen, Leer ons Rechtvaardigheid beminnen, En daar w’, aanbiddend, voor U staan, Laat geen rangzucht ons verblinden, Doe ons de waarheid ondervinden: Gods oog ziet de persoon niet aan. Wij smeeken met verdriet, Daar elk zijn misdaân ziet, Treed met ons niet In ’t strengst gericht, Wie heeft zijn pligt Voor U, ô God! volmaakt verricht. Vorige Volgende