Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio F2v]
| |
hooren,
Nog heeft uw geest zijn veerkragt niet verlooren,
Nog staat gij soms op uwen dwaalweg stil,
Nog leeft uw drift in tweestrijd met uw’ wil.
3 Gewoont’ aan ’t kwaad zal ras ’t geweeten stillen;
Gij zult u zelf niet meer hervormen willen.
Met helschen angst uw doodlijk’ onmagt zien
En in den arm der woeste wanhoop vliên
4 Dan, wie heeft U verzekering gegeeven
Van nog één maand, één dag, één uur te leeven?
Terwijl gij danst en dartelt om uw graf,
Maait u de seis des doods het leeven af.
5 Beminde Ieugd! hoe ’t zinlijk’ u moog’ streelen,
Wil met uw heil, uw eeuwig heil niet speelen.
Die voor zijn’ pligt, één uur slechts uitstel vraagt,
Heeft reeds
| |
[Folio F3r]
| |
te veel voor zijn geluk gewaagd.
6 ô Mogt Gods Zoon ons allen, dierbre vrinden!
In ’t uur des doods, in ’t goede werkzaam vinden,
Want ’t hart, door deugd tot vreugd niet voorbereid,
Vindt zelfs bij God, noch rust, noch zaligheid.
|
|