Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio L3v] [fol. L3v] CXXI. Laatste terechtstelling van Jesus. De Roomsche Landvoogd, slaaf van ’s volks en ’s priesters woeden, Veroordeelt Iesus eerst ter straf der geesselroeden. Dan spreekt, door menschenvrees gezwenkt in zijn besluit, Het vonnis van den dood, laf, over d’ onschuld uit. 2 Dan Iesus, in gevaar en lijden onbezweeken, Durft waarheids sterke taal voor zijnen Rechter spreeken, En welk een ijslijk lot Hij zich beschooren ziet, Zijn deugd, Zijn waardigheid, Zijn moed begeeft Hem niet. 3 Zo gaat het, waar de stem der deugd eens wordt bestreeden, Daar wikkelt zich de mensch in duizend moeilijkheden. Hij zondigt, beeft, herhaalt zijn zonde, beeft niet meêr; Speelt [Folio L4r] [fol. L4r] met zijn eeuwig heil; stort in ’t verderf ter neêr. 4 Daar voor den braaven man, die nooit een’ stap zal waagen, Alvoorens God en zijn geweeten raad te vraagen, Niets meer verzoeking is. Noch voor- noch tegenspoed Ontzet hem van zijn deugd, berooft hem van zijn’ moed. 5 Gevoelt gij voor den weg der zond’ een heilig schroomen, Behoedt u immer, om dien weg nabij te komen, En zo g’ in ’t lijdens-uur verlangt na moed en kragt, Zo leeft, als Iesus leefd’, en denkt, als Iesus dagt. Vorige Volgende