Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio L2v] [fol. L2v] CXX. Jesus bespot en gegeesseld. Wie schildert ons het deerniswaardig lot, Het welk Hem treft, die aan den wreeden spot Van ’t woeste volk, en ’t huichlend Priesterrot Wordt prijs gegeeven; De gruweldaên, door ’t wuft gemeen bedreeven, Zijn’ jammren, die hun ruwen geest bekoorden, De snoode kunst van martelen en moorden In volle kragt. 2 Tot zulk een’ staat zag Iesus zich gebragt, Van elk verguisd, in ’s Roomschen krijgsvolks magt; Ontkragt door smart, en in die smart veragt Treedt Hij daar heenen. Hij ziet geen mensch, geen vriend rondom Hem weenen, Bij ’t woên der pijn, door scherpe geesselslagen, Moet Hij de smart der [Folio L3r] [fol. L3r] doornekroon nog draagen Op ’t heilig hoofd. 3 Ach! ziet den mensch door terging afgesloofd, Schoon leed noch pijn zijn denkenskragt verdooft, Door geesseling, van bloed en kragt beroofd, Gantsch weêrloos lijden; Dit is zichzelf het heil der wereld wijden, Dit is zichzelf, om ’s Hoogsten wil, verzaaken, Dit is den mensch door Voorbeeld zalig maaken, Niet slechts door Leer. 4 Gij, die Gods Zoon belijdt voor uwen Heer, Ziet ook dien mensch; klaag nooit zoo moedloos meêr, Hoeveel g’ ook lijdt in lichaam, goed of eer, Wat u moog treffen; Leer boven ramp u zelven grootsch verheffen; Der dwaazen hoon en laffen spot veragten, En oefen dus uw’ zedelijke kragten, In lijdens-school. Vorige Volgende