Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio L4v]
| |
2 Op ’t kruis werdt G’ uitgestrekt,
Uw lichaam wreed gerekt,
Daar beulen naaglen dreeven
Door ’t zagte vleesch en teedre been;
Zo na om hoog geheven,
Hangt Gij ten schouwspel van elkeen.
3 Vol zinneloos vermaakt,
Zag dit de woeste wraak;
Haar plan mogt haar gelukken.
Nu zou geen hand, zoo stout, zoo vrij,
’t Bedrieglijk masker rukken
Van ’t aangezigt der huichlaarij.
4 Wagt Gij, ô Menschenkind!
Die ’t volk oprecht bemint,
Dank voor uw ijvrig poogen
Met hunne rechten voor te staan;
Gij hebt u zelf bedroogen
En wordt het offer van uw waan.
5 Voelt g’ u genoopt door pligt
Om troost, om heil, om licht
Rondom u te verspreiden,
Getroost u dan het grootst gevaar.
Wie ’t volk tot heil wil leiden
Wordt van zijn trouw de Martelaar.
|
|