Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio L5r] [fol. L5r] CXXIII. Jesus bespot aan het kruis. Wat is de moedwil gruwlijk, Als hij in kragt verschijnt; Wat is ’t vernuft afschuwiijk, Als ’t wordt door haat verfijnd! Hoe smaakeloos het spotten Eens strengen Priesters niet, Hoe walglijk, als men zotten Voor geestig speelen ziet! 2 ô Iesus! vol meêdoogen Zaagt Gij ’s volks slechten smaak, En met veragtend’ oogen Hun magtelooze wraak’ ’t Verdraaijen van uw’ woorden, Het dartlen met uw lot, Terwijl zij d’ onschuld moorden, Versterkt’ uw hoop op God. 3 D’ elendig aan Uw zijde Neemt heel Uw aandagt in, Hij ziet, hij voelt Uw lijden En Uwe menschenmin; Om eigen [Folio L5v] [fol. L5v] schuld verslagen, Daar hij voor d’ onschuld pleit, Durft hij Uw voorspraak vraagen En stapt in d’ Eeuwigheid. 4 Hij mag zijn beê verwerven; Gij troost hem in den nood, En Gij smaakt voor Uw sterven, De vrugt reeds van Uw dood. Laat nu vrij d’ ondeugd woelen, Zij mat zichzelven af, En kan dan troost niet voelen, Dien U de Vader gaf. 5 Zo lang w’ ons, waarde vrinden! Waar ’t Godsvrugt geldt, voor spot Te zwak, t’ aandoenlijk vinden, Is ’t hart niet recht voor God. Om Hem steeds te behaagen, Behoeft men sterkt’ en moed. Hij die geen kruis kan draagen, Wordt nimmer zeedlijk goed. Vorige Volgende