Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXXIII. Voordeelen der deugd in dit leeven. U mag men zalig heeten, Dien ’s Heeren vrees bekoort; Die, met een goed geweeten, Steeds wandelt naar Zijn woord. Gij zult uw nooddruft vinden Door d’ arbeid van uw hand, Wat g’ u moogt onderwinden, Komt, naar uw’ wensch, tot stand. 2 Uw echtvriendin zal bloeijen, Gelijk een wijn- [Folio C11v] [fol. C11v] stok tiert, Die, vrugtrijk onder ’t groeijen, Uw huismuur dekt en ciert. Niets zal uw welvaart stuiten: Uw kroost zal blij en frisch, Als groen’ olijvenspruiten Vercieren uwen disch. 3 Dit lot is u beschooren, Zoo gij, met diep ontzag, Naar ’s Heeren wet blijft hooren. Voor u zal, dag aan dag, De stroom van voorspoed vloeijen: Gij zult, zolang gij leeft, Uw huis, uw stam zien bloeijen, Daar God zijn’ zegen geeft. Vorige Volgende