Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio C12r]
| |
Maar ’s Heeren wet blijmoedig dag en nagt
Herdenkt, bepeinst en ijverig betracht.
2 Want hij zal zijn, gelijk een frische boom,
In vettten grond geplant bij eenen stroom,
Die op zijn’ tijd met vrugten is belaaden,
En cierlijk pronkt met onverwelkte bladen.
Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed,
Het gaat hem wel; ’t gelukt hem wat hij doet.
3 Maar ’t godloos rot, dat deugd en Godsdienst haat
Bevindt zich nooit in zo gewenschten staat,
Als durft zijn hart, bij ’t pleegen van de boosheid
Zich vleijen met de hoop op straffeloosheid,
De boozen, die Gods wetten niet bemint,
Is ’t kaf gelijk, dat wegstuift voor den wind.
4 De Heer toch slaat der menschen wegen gaê,
En wendt alom het oog van Zijn genaê,
Op zulken, die oprecht en rein van zeden,
Met
| |
[Folio C12v]
| |
vasten gang, het pad der deugd betreeden,
God kent hunn’ weg, die eeuwig zal bestaan;
Maar ’t heilloos spoor der boozen zal vergaan.
|
|