Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CV. Uitzigt in de eeuwigheid. Naa eene proef van weinig dagen Is ons een eeuwig heil bereid, Daar, daar verandert al ons klagen In godlijke tevredenheid. Hier oefent zich der vroomen deugd, Die d’ Eeuwigheid bekroont met vreugd. 2 ’t Is waarheid, dat de vroom’ op aarde Reeds menig zalig uurtje smaakt; Doch geene [Folio I10v] [fol. I10v] blijdschap, van wat waarde, Die hier zijn heil volkomen maakt. Hij blijft een mensch, ’t gerust gemoed Is wisselbaar als ebb’ en vloed. 3 Nu kwelt hem ’s lichaams veege smarte; Dan moordgeschrei; dan krijgsgerucht: Nu kampt eens binnen in zijn harte Een vijand die meêr wint dan vlucht’ Dan zinkt hij weêr, door ’s naastens schuld, In kommer en in ongeduld. 4 Hier, waar de Godsvrucht vaak moet lijden; Waar d’ ondeugd vaak op roozen treedt; Waar zich de welvaart ziet benijden; Maar voorspoed ligt den druk vergeet: Hoe kan een mensch hier vrij van pijn, Hier vrij van eige zwakheid zijn. 5 Hier zoeken wij; ’t wordt dáár gevonden; Dáár zullen wij in ’t Hemelsch licht Al ’t Godlijk schoon der deugd doorgronden, Waarvoor [Folio I11r] [fol. I11r] all’ andre schoonheid zwicht; Als wij den God der liefde zien En eeuwig liefd’ en hulde biên. 6 Dáár zullen wij in ’t licht aanschouwen, Wat hier op aarde donker scheen; Dáár ’t wonderbaare zien ontvouwen, ’t Geen niemand doorzag hier beneên. Dáár zien w’, in vollen ommevang, Gods schikking in haar’ zamenhang. 7 Dáár zullen wij met Englenschaaren Gelijk in licht en reinheid staan, Dáár God ons geeft, hoe zwak wij waren, Met heilgen, heilig om te gaan, Dáar zien wij, ô volzalig lot! De heerlijkheid van onzen God. 8 Wat kan het ondermaansche haalen, ô God! bij Uwe majesteit, Die ons hier boven zal omstraalen, Van eeuwigheid tot eeuwigheid. Triumf! een oogenblik van druk Is niets bij ’t eindeloos geluk. Vorige Volgende