Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio K1r] [fol. K1r] VII. Afdeeling. Gebeurtenissen, lijdensstoffen, gedenkdagen, doop-, proef,-, avondmaal- en dank-gezangen. [Folio K2r] [fol. K2r] CVII. De lofzang van Zacharias. Mijn ziel geraakt, door ’t heil, ons toegebragt, Stijgt na omhoog tot ’s Hemels Oppermagt: Mijn stomme tong voelt haare banden breeken; Om ’s Hoogsten roem blijmoedig uit te spreeken. Geloofd zij God, de God van Iacobs huis, Wijl Hij Zijn volk bezoekt naa ramp en kruis Om kragtig hunn’ verlossing uit te werken: Men kan Gods liefd’ uit haare vruchten merken. 2 Hij heeft een’ hoorn van heil ons opgerecht In ’t huisgezin van David, Zijnen knegt; Gelijk Hij ons te vooren heeft doen weeten, Door ’t woord van Zijn’ geheiligde Profeeten, Ons toegeschikt van ’s werelds aanbegin, Op dat Hij ons, hoe [Folio K2v] [fol. K2v] vaak verdwaasd van zin Verlossen zou van ’s vijands boei en banden, En redden ons uit onzer haatren handen. 3 Opdat Hij Zijn’ barmhartigheid volbragt Den vaadren, en aan Zijn verbond gedacht, En aan den eed, aan Abraham gezwooren, Om ons, Zijn volk, geliefd en uitverkooren, Te geeven, dat w’, uit ’s vijands boos geweld Geheel verlost, en buiten vrees gesteld, Hem dienen naar Zijn Godlijk welbehagen, Rechtvaardiglijk en heilig alle dagen. 4 En gij, ô Kind! zult zijn een groot Profeet Des Hoogsten, die voor ’s Heeren aanschijn treedt, Om voor Hem heen Zijn wegen te bereiden, Om voor Hem heen Zijn dierbaar volk te leiden Tot kennis aan [Folio K3r] [fol. K3r] den weg der Zaligheid, Waartoe Gods gunst door ’t mild vergeeven leidt Van zonden, in den loop van ’t voorig leeven, Door struikeling of kwaaden wil bedreeven. 5 Dit heil, zoo groot, en dat in zich besluit Al wat den naam van heil mag dragen, spruit Uit onzes Gods ontfermend mededogen, Zo werdt Zijn gunst tot Isrels heil bewoogen, Ten allen tijd’ zoo naauw aan Hem verknocht, Dat d’ opgang uit den hoogen ons bezocht, Op ’t rijkst voorzien met aangenaame klaarheid Van Hemelglans, vol van genaad’ en waarheid. 6 Opdat Hij met Zijn aldoorstraalend licht Zou schijnen in ’t benevelde gezigt Van hun, die in de diepste duisternissen Gezeten zijn, en ’t licht des leevens missen, [Folio K3v] [fol. K3v] En woonen in de schaduw van den dood: Om dus, gered uit d’ allerdiepsten nood, Op ’t zalig pad te richten onze voeten, Daar waare vreed’ ons zeker zal ontmoeten. Vorige Volgende