Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio E9r] [fol. E9r] LIX. Huiselijke Godsdienst. Die zijn uuren moet besteeden, In ’t gewoel der bezigheden, In de druktens van zijn huis, In verdoovend koopgedruisch, Van den avond tot den morgen Voor zijn huisgezin moet zorgen, Zich verliest in aardsch genot, Kan naauw denken aan zijn’ God. 2 Hij moet van zijn hart afdwaalen, Kan zijn aandacht niet bepaalen Op zijn eerst’ en grootsten pligt, Op ’t oneindige gewigt Van zijn roeping, van zijn waarde, Zijn bestemming op deez’ aarde. Ach! zijn geest, altoos verstrooid, Ziet zijn’ wasdom nooit voltooid. 3 Eens ter week zijn’ pligt te hooren, Op een’ dag, daartoe verkooren, Met een lichaam afgesloofd, Met een suf en zorgend hoofd, Met [Folio E9v] [fol. E9v] een aandacht nog gespannen Op nieuw uitgevonden plannen Voor zijn tijdelijk bestaan, Brengt den geest schaars voordeel aan. 4 Neen, dáár, waar de huisgezinnen Iedren dag met God beginnen; D’ aandacht hen des avonds leidt In d’ aandoenlijk’ éénzaamheid, Om aan God zich te verbinden; Dáár, oprechte Deugdgezinden! Vindt de Godsdienst al die kragt, Die gij van zijn’ invloed wagt. Vorige Volgende