Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXIV. Jesus verraaden en gevangen. Waar drift met kragt haar stem verheft, Zwijgt, bij den wijsten zelfs, de Reden; Begaat de deugd, eer zij ’t bezeft Niet zelden buitenspoorigheden. Ach! onder haar gebied, haar woeste heerschappij, Is ’t schranderst’ oordeel blind en zelfs de wil niet vrij. 2 Dit ondervondt Iscarioth, Door wraak [Folio K9v] [fol. K9v] en gierigheid gedreeven, Vergeet hij pligt, vergeet hij God, Staat hij zijn Meester na het leeven; Daalt af tot huichlaarij, daar hij in ’t schoon gewaad Der vriendschap, met den kusch, zijn trouwsten vriend verraadt. 3 Dit deed een man die nagt en dag Met d’ onbevlekte deugd verkeerde; Haar in volmaaktheid oefnen zag, Haar kende; ja haar zelf waardeerde, In wiens vertwijfeling menschkunde duidlijk las Dat hij, ja slaaf de drift, maar niet der ondeugd was. 4 Gij, die dit treffend voorbeeld ziet, En sterke driften hebt verkreegen, ô! Dartel met die driften niet; Slechts welbestuurd, zijn zij een zegen. Biedt gij haar ’t meesterschap ooit onbezonnen aan, ’t Is eeuwig met uw rust en uw geluk gedaan. Vorige Volgende