Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXVI. ’t Geluk van met God bevredigd te zijn. O God! waarheen, van ’t kwaad terug gekomen, De toevlucht, dan tot Uwe gunst genomen; ’t Bemerkte kwaad verfoeid als bron van smart, ’t Verfoeide kwaad met ernst betreurd in ’t hart, ’t Betreurde kwaad oprecht voor U beleeden, En troost gezocht in vuurige gebeden, Want, God! Gij zijt zelfs voor den zondaar goed; Uw milde gunst bevredigt zijn gemoed. 2 Den zondaar schenkt G’ op vuurige gebeden Vergiffenis van ’t voorig overtreeden, [Folio F4r] [fol. F4r] En ’t kwaad, met ernst en harteleed beschreid, Bedelft Uw gunst als in vergeetenheid; Wel hem, die dus van ’t zondenjuk ontheven, Gevoelt, dat Gij zijn misdaên hebt vergeeven. Gelukkig hem, daar ’t recht bekeerd gemoed, Vrij van bedrog, geen booze lusten voedt. Vorige Volgende