Christelijke gezangen en liederen
(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij
[Folio H1v]
| |
een Trouw, die nimmer wijkt,
Van een Liefde, welker maat
Uw begrip te boven gaat.
3 Van een’ God, die gaarn vergeeft,
Deernis met uw zwakheid heeft,
En een’ eeuwigheid van vreugd
Toezegt aan d’ oprechte Deugd.
4 Gij, die wandelt in het licht
Van Gods troostrijk aangezigt,
Uw geluk ziet in de hand
Van ’t oneindige Verstand.
5 Die, in ieder lotgeval,
’t Geen u treft of treffen zal,
’t Middel tot uw heil beschouwt,
Uw belang aan God vertrouwt.
6 Fronsel om een klein verdriet,
Zo mismoedig ’t voorhoofd niet;
Zijt niet gemelijk, bedroefd,
Als God uwe deugd beproeft.
7 Hoon, welk lot u zij bereid,
God door geen’ angstvalligheid:
Ach! bederf het hart
| |
[Folio H2r]
| |
der jeugd
Nooit door uwe stroeve deugd.
8 Gaa bemoedigd, wel te vreên,
Vrolijk door dit leeven heen;
Houd, in uw verruimden geest,
Dagelijks een vreugdefeest.
9 Geef den wereldling den smaak
Van die blijdschap, dat vermaak,
Dat daar ’t uit u zelven vloeit,
Steeds verkwikt en nooit vermoeit.
10 ô Gij, die u Christnen noemt,
Op God, als uw Vader, roemt,
Legt uw’ weg na ’t stille graf,
Weldoend, dankend, vrolijk af.
|
|