Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXVIII. Pligten in voorspoed. Lacht ons gezondheid aan, Strooit blijdschap, waar wij treden, Voor ons haar roozenblaên Van reine zaligheden; En ziet ons oog, in ’t verst verschiet, Geen wolkje drijven van verdriet, Doet d’ overvloed ons alles smaaken, Wat hart en zinnen kan vermaaken: 2 Dan zij voorzigtigheid, Om niet door waan te doolen, Die ’t hart zo vaak verleidt, Op ’t sterkst ons aanbevoolen; Dan sluipe toch geen wereldmin Het hart, aan ’t stof verkleefd, ooit in, Dan worde God, Pligt en Gewee- [Folio H3v] [fol. H3v] ten Niet roekloos, bij ’t genot, vergeeten. 3 Dan loov’ de Voorspoed God, Die alles heeft gegeeven, En deel’ haar zalig lot, Door menschenmin gedreeven Met ieder, die in rampspoed zugt, En in haar’ arm om redding vlucht, Ja vlieg’ zelfs d’eerlijk’ armoê tegen; En strek het menschdom tot een’ zegen. 4 Dan worden goed en tijd, En ziels- en lichaamskragten Aan pligt en God gewijd Bij vaardig deugd-betrachten. Zoo met d’ootmoedigheid bekleed, Is Voorspoeds hand tot hulp gereed, En oefent zich in blijde dagen, Om tegenspoed te leeren draagen. Vorige Volgende