Christelijke gezangen en liederen(1804)–Aagje Deken, Klaas van der Horst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio M9v] [fol. M9v] CXL. Lied voor het vieren des Avondmaals. Het Liefdemaal door Iesus uitgedagt, Prijst zich niet aan door kostbaarheid en pragt, Door grootsch vertoon, door keur van spijs en wijn; ’t Moest, als zijn dienst, geheel eenvoudig zijn, Het zeedlijk doel aan ’t zwakst verstand doen zien, Troost, onderwijs aan alle standen biên, Om dankbaarheid en godsvrugt aan te kweeken, Meêr tot het hart, dan tot de zinnen spreeken. 2 Men naadre dan aan Iesus vriendendisch, Met diep ontzag, tot Zijn gedagtenis. Men denk’ aan Hem, als aan zijn’ trouwsten vrind, Die tot den dood ons mind’en nog bemint. Aan Hem alleen zijn wij [Folio M10r] [fol. M10r] ook zeedlijk licht, Hervorming, hulp, troost, vreed’ en hoop verpligt; Door Hem alleen is ons ten deel gevallen, Gods grootst geschenk, een Zedeleer voor allen. 3 Het Bijgeloof zag nu zijn rijk verstoord, Zijn’ val nabij, en peinsd’ op wraak en moord; Door haat verblind, en stout door trotschen waan, Valt het in woed’ op ’s Hemels Liev’ling aan. En, Iesus! Gij, Gij moest door smaad en pijn Een martelaar van deugd en waarheid zijn, En, eindelijk, aan ’t vloekhout opgehangen, Den dood, ten loon van Uwe liefd’, ontvangen. 4 Dit werdt, ô God! dit werdt door U geduld, Uw groote Zoon heeft slechts Uw’ raad vervuld. Dit alles moest naar Uwen wil geschiên, Opdat w’ in Hem, Uw lief- [Folio M10v] [fol. M10v] de mogten zien. En zouden wij, op dit geheiligd Feest, Niet al de kragt van eenen dankbren geest, Niet al het vuur van zuivren hartstogt wijden Aan Iesus dood, en heilaanbrengend lijden. Vorige Volgende