Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Voorwoord I Zomervlammen I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XXII XXIII XXIV XXV XXVI XXVII XXVIII XXIX XXX XXXI XXXII XXXIII XXXIV XXXV XXXVI XXXVII XXXVIII XXXIX XL XLI XLII XLIII XLIV XLV XLVI XLVII XLVIII XLIX L LI LII LIII LIV LV LVI LVII LVIII LIX LX LXI LXII LXVIII LXIV LXV LXVI LXVII LXVIII LXIX LXX LXXII LXXIII LXXIV LXXV LXXVI LXXVII LXXVIII LXXIX LXXX LXXXI LXXXII LXXXIII LXXXIV Weerzien I II III IV II Natuur Hoop Aprilwind Aprilmorgen Aprilse Grillen I II III Aan een gevangen Leeuwerik De zeven Luchtlawerken Aan een vogel, die zong in de nacht De Keet Blauwe Meinacht Meiregen De Polder Flos Alba Distel Noen in de Tuin Zomeravond De Keiklopper Avond Zingende Muggennevel Bloeiende Heide Mooie Najaarsavond De boze Wind Oktoberavond December-Indruk IJskristallen O kranke Winterzon Pimpelmeesken Inval III Oorkonden 3 Augustus 1914 De Vlaamse Dichter in Vlaanderen Morgen als heden Dichtertrots Raad aan me zelf Klinkdicht Gorm-Wiking De zeven Prinsessen van Helgoland Bezoek op 't Kiel Bij 't Eind van een lange Reis De Straatmuzikant IJzerlegende Soldatengebed Wat Seppe de Caluw aan de IJzer zag Mijn Gebed Errata