Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] VII Als rozen rood en rood als avondgloed, rood als de blos van liefde op maagdewangen, rood als op Golgatha des Martlaars bloed, rood als mijn eigen hart is mijn verlangen. In rode weerschijn glanst het uit van mij! Als Noorderlicht in winternachtlik duister spreidt, rood, zijn stralenwebbe wijd en zij en hult heel de aarde in rode hemelluister. En blauw is niet de lucht, maar rood als wijn, groen niet het woud, de stromen en de meren: heel de Aarde baadt, wellustig, in de schijn van 't hoogopflakrend vuur van mijn Begeren. Vorige Volgende