Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] II O! Gij kunt schreien! - Kon ik ook zo schreien, 't waar minder smart. - Ween gij maar voort!... Uw hoofd, gij moogt het vlijen zacht op mijn hart. Laat al uw tranen, al uw bitre tranen, verkropt te lang, neerzijpelen in zilte, smalle banen langs uwe wang. Ween gij maar voort! Gelijk een kindje hou ik u op mijn borst.... O! Al die tranen, wég ze kussen zou ik, zo ik het dorst! Nu wil ik enkel, stom, u horen snikken, arm hart vermoord, en met droog oog in uw natte ogen blikken.... Doch gij - ween voort! Vorige Volgende