Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Zomeravond Als het bolle maangezicht - ogen donker, wangen licht - neerblikt van de hemel, dan ontstaat een vreemd gewemel onder gras en struikgewas, in en rondom poel en plas. Onder welvend wier en kruid trekt het krekelleger uit, spilde en lang van poten... Krekel-één-zang, onverdroten, overal, in 't eigenst nu, tergt en tart hun kirren u. Vraag niet wie en vors niet waar - hier, en hier nog, daar en dáár, achter u en vóor u, - ‘malle krekels, zwijgt toch! 'k hoor u!’ - of elk grasje een krekel waar, kirt en kriekt en krast het maar... Waterkers en oeverriet dienen 't vale vorsendiet welkom ten verstekke. ‘Rekke-rekke, rekke-rekke!’ brommen de ouden, - ‘luistert goed!’ ‘rekke’, voor hun groen gebroed. [pagina 143] [p. 143] Hoort! Wat naar geluid is dat? 't Is de gore, gladde pad, die met lammen spronge, nadert... Als een stalen tonge, scherp en schamper, trilt haar klacht door de stille nacht. Aan mijn begaafde oud-leerling, JAN VAN DER VEN Vorige Volgende