Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] LXVIII Van niets dan vreugd heb ik gezongen, sinds ik u ken. Herleven voelde ik me en verjongen, sinds ik u ken; verjongen door uw liefdevuur van dag tot dag, van uur tot uur. 't Is of, aan smart gewend, mijn harte sinds ik u ken, voor goed ontwende aan alle smarte, sinds ik u ken. Vol is het wel als nooit voorheen, maar van geluk, geluk alleen. Schaars vond ik in mijn vroeger leven oprechte trouw... Toch had ik alles, al gegeven voor echte trouw! De liefde, die ik andren bood, wou trouw en echt zijn tot de dood! Bij wie ik min verzinkt elk wezen waardloos in 't niet... Kwaam' een godin vóor mij verrezen, zij zonk in 't niet! Wie 'k min heeft alles wat ik ben! Zo hebt gij 't al, sinds ik u ken! [pagina 88] [p. 88] Maar met geen mindre liefde ook wil ik of kan ik ooit mij laten paaien... Alles wil ik, niet delen, - nooit! Van wie mijn liefste Lief zal zijn wees alles, alles, alles mijn! Wilt ge mij zó? Kunt, wilt gij geven, als ik aan u, uw hele zijn, uw hele leven, als ik aan u? Niets, niets van wat gij doet en zijt, kan 'k derven, zonder dat ik lijd... Leg op mijn hart, zo moegeleden, uw zachte hand, en zeg dan, vroom, als in gebeden: ‘U blijft verpand al wat ik doe, al wat ik ben! 't Was ál van u, sinds ik u ken!’ Vorige Volgende