Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XXXII Nu niet meer strijen... Heb toch erbarmen... Kom zacht je vlijen hier in mijn armen... Geef je gevangen... Ik kan niet meer. O! 't Lang verlangen, Het schrijnt zo zeer... Uren en dagen, dagen en weken, - komend zo trage, trager verstreken, - al wat zij brachten: dromen alleen, machten en trachten, werklikheid - geen! Leg op mijn zwoele slapen, die branden, om ze te koelen, beide jou handen... Laat teer ze glijen over en weer, zacht als een zijen vogelenveêr. Laat me, aan je knieën nedergezeten, 't leven ontvlieën, alles vergeten... en zwijgen, o! zwijgen, dat niets toch verstoor je zalige hijgen heel dicht bij mijn oor... Vorige Volgende