Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Avond Zie! 't Hele dal is als één zee van nevel, heel fijne zonnenevel, rozig-goud. Roosgoud kruipt op de helling 't sparrenwoud en roosgoud glimmen kerk- en huizengevel. Lijk spaken van een gouden reuzenwiel, ver achter de avondwolken draaien, draaien de laatste stralen van de zon, en laaien wijd-wijd door smoor en smuik, die langzaam viel. En - vreemd! Alsof de zonnestralen zelven, als snaren van een reuzenharpe, strak gespannen van het purprend watervlak tot aan de blauwe en blauwer luchtgewelven, de Nacht, die naakt, begroetten met mystiek gezang, gonzen en brommen, zingezeuren, snorren, miljoenen en miljoenen muggen, torren, weemlend en wieglend rond me op wazen wiek en zingen 't al in slaap met hun muziek. Vorige Volgende