Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] LXXXII Hier moet en zult gij zwijgen o gij, waar geen van weet, een poosje zwijgen en slapen, mijn Leed! Een poosje moet gij sparen uw tandjes, zo scherp en wreed; niet bijten meer, niet knagen, mijn Leed! De hoge beuken reuzelen zo stil in de stille lucht, en de kalmus, aan mijn voeten, 't is net, alsof hij zucht. En het water, aan mijn voeten, dat ligt zo glad, zo stil... - Hier moet gij zwijgen, slapen, mijn Leed, ik wil, ik wil! O! Mocht ik in 't zelfde water, zonder dat een het weet, mij laten glijden en zinken en slapen met u, mijn Leed! Wel even zou het water opspringen hoog en breed... Dan zou het toegaan en slapen over mij en mijn dode Leed... O! Kon ik met eigen handen, gij, die 'k toch nimmer vergeet, u wurgen en werpen in 't water, mijn leed, mijn knagend Leed! Vorige Volgende