Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] LI O Zon, wat lacht gij zo lieflik tans, o hemel, wat blinkt gij zo blauw! O Wind, wat gaat gij zo luchtig ten dans!... - Mijn ziel is zo vol rouw. - O Liefste, mijn liefste, waar gij niet verbeidt, lijkt iedere stonde als een eeuwigheid... O derven, wat ik niet derven kan, u Liefste, mijn Liefstë! - Ik sterf er van. Zonnë, omfloers nu uw goudgezicht, hemel, doof uit nu uw schijn... Elk stukje blauw, elk genstertje licht bespot en verdubbelt mijn pijn. Wind, dat gij nu toch stormen woudt! Jaag óp het zand! Ruk neder het hout! Ik kan niet derven, niet derven, ach, u, Liefste, mijn Liefste, op zo'n mooie dag! Vorige Volgende