Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] L O Laat ons wenen, laat ons wenen, uitwenen 't al te wrange wee; laat onze tranen zich verenen tot ene zee; een zee, waarop onze zielen beiden, twee levensmoeden, één van zin, de schriklik-zoete stond verbeiden, dat zij verzinken mogen in dë afgrond... Wij hebben laat elkaar gevonden, wij, die het Leven wreedlik sloeg, Toch om elkanders diepe wonden te helen, is 't nog vroeg genoeg. Meer, veel meer dan een vriend, een broeder wil 'k voor u zijn, zo 'k mag, zo 'k mag! Met al de teerheid van een moeder wil ik u troosten dag voor dag, u troosten! Geloof in mij en heb vertrouwen! Trouw is mijn liefde en echt als goud. Weet: zo gij op mijn woord wilt bouwen, dan hebt gij op de rots gebouwd. Doch laat mij in uw binnenst lezen, meêleven al wat gij beleeft, en 'k zal voor u de vader wezen, die alles weet en 't al vergeeft - de vader! [pagina 68] [p. 68] Vertrouw! 't Kan alles nog verkeren! Wie, die des avonds slapen gaat, wie, buiten God, kan andren leren, wat brengt de nieuwe dageraad? En zou ons enkel ramp verbeiden, dan, hand in hand en één van zin, zo willen, welbewust, wij beiden, trouw tot het einde, zinken in dë afgrond. Vorige Volgende