Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] XLVI Van waar nu die plotslinge luister?... en hoe vreemd toch het leven is!... Kan 't zijn, dat - na jarenlang duister, al dit Licht mij gegeven is? Hoe werd mij dit wonder beschoren?... Hoe ben je zo eensklaps van mij, jij, die 'k, in de menigt verloren zo vaak heb gevoeld aan mijn zij? Weet jij het, hoe 't zó is gekomen? - Ik zocht jë, en 'k vond je niet... ‘Eens heb ik je handen genomen,’ zo zeg je, en 'k verstónd je niet! ‘Vaak heb ik gestaan vóor je ogen,’ vertel je, en ik zág je niet! Zeg - is 't geen begoochling, geen logen? Is 't waarheid, zeg, wat geschiedt? Eerst gister trad je me nader... Eerst gister werd je van me... Zeg... blijven we steeds nu te gader?... Ik kan niet meer buiten je. Vorige Volgende