Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] I Zomervlammen [pagina 2] [p. 2] 1896-1910 [pagina 3] [p. 3] I Toen kwam het over mij, mijn Lief, als éen groot Licht! Of ál de mist, waaronder tot nu de aarde treurde, als een versleten tempelvoorhang openscheurde, onthullend al de gloed van 't gouden zongezicht, zó kwam het over mij, mijn lief, als éen groot Licht! Gelijk de Lente komt, zó kwam het over mij... Zijblauw en onbewolkt zag ik de hemel ronden. De lucht was veedlenvol, en - als uit duizend monden weerklonk 't Opstandingslied als hemelmelodij. - Gelijk de Lente, Lief, zó kwam het over mij... En zie! 'k Ontsteeg mijn smart als Lazarus zijn graf! Gelijk een bloem ontluikt, ontloken al mijn zinnen! Ik zág weer, hóorde, smáakte, róok en vóelde! Minnen zou ik opnieuw, nóg éens!... God nam, maar zie - Hij gaf! En ik ontsteeg mijn smart als Lazarus zijn graf. God nam, maar zie, - Hij gaf! - Gezegend zijt Gij, Heer? In storm noch nevel kwaamt Ge! In licht- en lenteluister, in lent- en liefdegloed verscheent gij in mijn duister... 'k Ben jong! Wéer ben ik jong! 'k Heb hoop en liefde weer... God nam, maar zie - Hij gaf! - Gezegend zijt Gij, Heer! Vorige Volgende