Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] LXVII Aan- en ineengesmeed door felle hamerslagen van lust na lust en leed na leed in laaie gloed van rode passie, door de hechtste min gevoed, zijn onze zielen in 't verloop van al ons dagen te scheiden nimmermeer. Wat mens of noodlot doet, waar ook het lichaam blijft en wat men 't dwingt te dragen, wie 't zelfs behoren zal, de ziel zal niet versagen: vast blijft zij de ander trouw, omdat zij trouw zijn moet. Want, was ons ziel niet trouw, - 't zij de uwe, 't zij de mijne, waarin de mond van de aâr in nachten zonder tal met zoenen zonder tal inbrandde in wellustpijne 't nooit uit te delgen merk: ‘dit 's mijn en 't blijven zal,’ dan was ver boven haar het stoflik lijf verheven, dat haken moet naar 't aâr en blaken heel het leven. Vorige Volgende