Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] IV Als gouden druiven, in duizend trossen, hoog boven 't wuiven van donkre bossen, hangen en laaien in 't blauw der lucht de sterren! Wie kan ze naken? Wie zal ze raken? Wie kan ze plukken? Wie van de onzichtbre twijgen rukken de wondre vrucht? Wie reikt en vaâmt zo eindloos, eindloos verre? Noch hand noch mond genaakt... de sterre! Dat kan alleen - een zielezucht. Vorige Volgende