Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XXXIX O! Je verlangen, je heerlik verlangen, je passieverlangen, zo gloeivlammend rood, 't omzweeft en omweeftmij, het houdt mij gevangen... Zeg, brengt het mij - leven of dood? 't Gloeit in de luchten ál, die mij omgeven; 't brandt in mijn polsen en draaft in mijn bloed; 'k slurp het en eet het, - o leven zij 't, leven! - in het vocht, dat mij laaft, in de spijs, die mij voedt... O! Je verlangen... Daar komt het gevaren, ruisend-wild-bruisende, óp - druisende zee!... 'k Voel het me omarmen met armen van baren, 'k Hoor het wenen van wellust en joelen van wee... Rechtop vôor mij, als een reus, het gebogen hoofd naar het mijn, - als een wezen dat weet - staat het vôor mij, staart mij vragend in de ogen, prest op mijn boezem zijn boezem zo heet, tot ik nu zelf, o! geen mens meer, een vuur slechts, uitbreek in sissende vlamtongen rood... - O! Je te hebben, één uur, ach! dit uur slechts... O! Het niet mogen, - de dood is 't, de dood! Vorige Volgende