Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XXXV Doornroosje, zeg, ben je wakker? Is je slaap geëindigd voor goed? Doornroosje, zeg, ben je wakker? Voel je bruisen je fris-jeugdig bloed? Heb je jë oogjes geopend? Zie je de zonneschijn? Doornroosje, zeg, ben je wakker? Ben je nu, blijf je nu mijn? Hield men zo lang je gevangen? Was 't om je hartje zo koud? Hield men zo lang je verborgen op het somberste plekje van 't woud? Kon er dan niemand je wekken? Gingen allen dan, allen voorbij? En had dan het Noodlot besloten dat je wachten zou, wachten op mij? En 'k heb je gevonden, Doornroosje, ik, die je toch niet zocht! Ik heb je gevonden, Doornroosje, en 'k heb je verlossing gebrocht. 'k Heb me over je slaap gebogen, met de lippen je voorhoofd geraakt, mijn lippen geprest op je lippen, en - ben je nu heus ontwaakt? [pagina 48] [p. 48] Doornroosje, ben je gelukkig? Kwam het Wonder dan eindlik tot jou? Begrijp je nu 't leven, Doornroosje, en wat liefde is, weet je het nou? Ook voor mij kwam het wonder, Doornroosje, en is dít niet het heerlikste loon? Nu weet ik, wie 'k ben, Prinsesje: - ik ben een koningszoon! Wel heb ik noch schepter noch krone - en wat zou ik er ook wel mee doen? Doch doden kan ik verwekken alleen door de gloed van mijn zoen. Vorige Volgende