Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] LXXIX O! In uw wonnig vlees, na maanden en na jaren, zal schroeien, fel en wreed, als een steeds verse wond, de gloênde kus van dees mijn lippen, rood en rond van wrange passie, en steeds nieuw begeren baren. Wie ge ooit behoort, wat weelde of wee gij moogt ervaren, wat wondre wellustwijn gij slurpt uit welke mond, dat ge aan mijn eigen mond u nooit verzaden kondt, dáár zult gij, - wil of niet! - 't aandenken van bewaren! Vergeefs met hand of tand, dwaas, onbezonnen kind, rukt gij de band nu stuk, die u aan mij verbindt, het brandmerk van mijn kus, dat blijft u bij voor immer! Verloochen wát gij waart! Ga! Vlucht!... Zijt gij niet vrij? Versmaden en vergâan, verfoeien kunt gij mij... Me ontwennen, hoort ge, en mij vergeten kunt gij nimmer! Vorige Volgende