Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XXX Kom - eerst je handen, je mooi-kleine handen, je melkwitte handen zoo fijn en broos, je lief-lieve speelhanden, je weke streelhanden, je zachte heel-handen fris-koel als een roos! Heel in de mijne, heel tussen de mijne, als vogeltjes kleine, gevangen, toch vrij, zó wil ik ze houden, zó wil ik ze warmen, zó wil ik ze voelen héél - héél van mij. En dan - je hoofdje, je kinderhoofdje, je sprookjes mooi-hoofdje goud-zonneblond; je hoogrein voorhoofd, je bloemige wangen, je kin en je neusje - en je mond, - je mond! Heel aan mijn boezem moet je het leggen; heel in mijn handen, waar 't in verdwijn; dat ik het voele, dat ik het hebbe, dat - blij - 'k mag zeggen: ‘Mijn - eindlik mijn!’ Vorige Volgende