Zomervlammen(1922)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] IJzerlegende Wie zit daar langs de bevrozen straat in witte mantel en blauw gewaad? Wat bergen haar mantelvouwen? Wat houdt ze tegen haar borst gelast? Wat prangt zij zo warm met haar armen vast? 't Is Onze-lieve-Vrouwe... ‘Onze-lieve-Vrouwe van Vlaanderland, wat zoekt gij op dit verwoeste strand, van bommen doorwoeld en granaten? Geen hutje ziet men wijd noch zijd... Geen boom, geen struik, geen paal, geen mijt, slechts nu en dan óns, soldaten... En in 't putje des Winters dan nog! Hoe snijdt als messen de vlijmende wind en splijt alomme de aardkorst open! Wat deed u verlaten uw outertroon? Wat bracht gij naar hier Heer Jezus, uw Zoon; in Wie wij geloven en hopen?’ - En langzaam hief haar fijnwitte hand Onze-lieve-Vrouwe van Vlaanderland, en 't was of engelen zongen: ‘Wat op mijn borst ik heb gelast, wie ik in mijn armen zo warm houd vast, is niet mijn eigen Jongen... Mijn eigen Jongen, dat goddelik Bloed, slaapt in zijn kribbe, onder Jozefs hoed', waar ik Hem heb gelaten... [pagina 187] [p. 187] Dit oord des doods heb ik opgezocht, om, waar koude of kogel u vellen mocht, u te dekken, gij, dapre soldaten...! -’ Onze-lieve-Vrouwe van Vlaanderland trok even met haar fijnwitte hand haar mantel open, den warmen... Twee IJzerpiotjes sluimerden daar, hoofd tegen hoofd, heel dicht bij elkaar, met het geweer in de armen. Aan mijn neef, oorlogsinvalied PAUL DE MONT te Ninove. 1917 Vorige Volgende