Meiregen
Hoort ge de regen gelijk een geklapper,
kleprend geklapper van klompjes klein,
trippelgetrappel, zo dipper zo dapper
van voetjes zo vele, zo vele en zo fijn?
Hoort ge de kliprende, kleprende, klaprende,
hoort ge de triplende, traplende
Hoort ge ze vallen de droppels, de droppen,
trommelen als met vingertoppen,
trommelen op de verandahruiten?
Hoort ge ze ginds, in de hoving, buiten,
met heel kleine hamers kloppen,
kloppen, kloppen, kloppen, kloppen
op de zwachtels, op de knoppen,
kloppen, dat ze zich ontsluiten?
hoort ge ze pletsend kletsend dretsen,
pletsen en kletsen, als op glas,
Als 't zó regent, meië-regent,
weet, dat God dan de Aarde zegent...
|
|