Inhoudsopgave
[Eerste deel]
[Verscheiden tonen hoort men hier]
Oorspronkelijk.
Het maartsch viooltjen.
Wenschen.
Aan een vondeling.
Loon naar werken.
Maria op den kruisberg.
Zwijgen.
Aan de starren.
Troosten.
Grafgebloemte.
Raad.
Rijmelary.
Verjaarvaarzen.
(Een satiere, of iets dat daarnaar gelijkt.)
Ada.
Stil is de nacht.
Zangstukjen.
Brenda.
O vraag niet wat wellust de dichter geniet.
Maria.
Aan serena.
Aan den dichter J. van Walré.
Kusers klacht.
Lof.
Hannaas leed.
Hannaas lied.
De zwarte tijd.
De zwarte tijd.
Aan een vriend.
Vaarwel.
Aan * * *
Aan een dichter.
Vergeten.
De Leidsche burcht.
Volksliedekens.
1838, 1839.
Het putjen van Heiloo.
Armoè.
Duinzang.
De conducteur.
Moed houden.
Jantjen.
Matrozenlied.
Maartjen van Schalkwijk.
Bruiloftslied voor Truitjen.
Zwaarhoofd.
Het boertjen van Heemstede.
Grootmoeder.
Groothouden.
Zaansch liedeken.
De Damiaatjens.
(Een Haarlemsch liedeken.)
Willem I.
Bladvulling.
Aan de bruid van den erfprins.
(Prinses Sophia van Wurtemberg.)
Jongensmijmering.
Aan een gestorven kind.
1 Korinthen XIII.
Een lied.
Gezangen voor de kinderen eener diaconieschool.
Eva.
Eva.
De moeder des Heeren.
De moeder des Heeren.
Simon Petrus.
Simon Petrus.
[Tweede deel]
Haarlemmermeir-zangen.
1838-1855.
Op het uitmalen van 't Haerlemmer meir.
Aen den leeuw van Hollant.
I.
De Aalsmeerder boer.
Aan het Haarlemmer Meir in 1838.
II.
Het Haarlemmer Meir in 1850.
III.
De Leidsche visscher en het Haarlemmer Meir, in 1852.
IV.
Het Haarlemmer Meir uitgemalen.
1853.
V.
Wapen voor de gemeente ‘Haarlemmer Meer.’
Aan den Edelachtb. Heere Mr. M.S.P. Pabst, Burgemeester.
1855.
Jan.
Steenvruchten.
Twee lichten.
Geen genade.
Vlekken in de zon.
Oud en nieuw verbond.
Benöni.
Nazomer.
Zomerdag.
Vrede.
Aan den heiland.
Johanna Gray.
Dichtluim.
Wanneer de kindren groot zijn.
Geen kruis, geen kroon.
Doorgraving van Holland op zijn smalst.
Hooge school
Voorjaar.
Hollandsch huishouden,
Echte dichtgeest.
Mens divinior.
By de beeltenis van zijne majesteit den koning.
In february 1861.
Aan mijne landgenooten, in february 1861.
Vragen aan den schepper.
Nagevolgd.
Ossiaan aan de zon.
(Macpherson.)
Colma.
Ossiaan toegeschreven.
(Macpherson.)
Bruilofts beurtzang.
(Gezongen door leijonkers en gespelen der Bruid, die haar, met het vallen van den avond, by fakkellicht, uit haar moeders woning naar het huis van haren bruidegom overbrengen.)
(Catullus.)
Lydia.
(Corn. Gallus toegeschreven.)
Eer.
(Boileau)
Lizette.
(Ths. Haynes Bayly)
Verveling.
(Walter Scott.)
Het ergste.
(Walter Scott.)
De harp.
(Walter Scott.)
Uit Rokeby.
De kavalier.
(Walter Scott.)
Ridder Kuno.
(Walter Scott.)
Lied van Annot Lyle.
(Walter Scott.)
Montrose.
Aan Brigitta.
(Walter Scott.)
't Viooltjen.
(Walter Scott.)
Liefde.
Elsjens gelofte.
(Walter Scott.)
De nacht voor St. Jan.
(Walter Scott.)
Het meisjen van Toro.
(Walter Scott).
Naar Lord Byron.
Dichterban.
(Walter Scott.)
Op de vraag: hoe ontstaat de liefde?
(Lord Byron.)
Heiltrude.
(Walter Scott.)
Turksch lied.
(Lord Byron.)
Tasso in den kerker.
Fragment.
(Lord Byron)
De speelnoot.
(Uit het Engelsch.)
Trouw.
(Moore)
Zwart en Blaauw.
(Moore.)
Liefde.
(Wilbye.)
De ridder van St. Jan.
(Uit het Engelsch.)
De gondelier.
(Casimir de la Vigne)
Budders grafschrift
Voor hem zelven.
Aan den vader eener heilige nonne, in naam eens vaders, wiens dochter kortelings, en na naauwelijks gehuwd te zijn, overleden was.
(Vittorelli.)
Volksgunst.
(Barbier.)
To a destined nun.
(J.P. Hasebroek.)
Reeds daagt het in het oosten.
(Eene oude Romance vernieuwd.)
Aanteekeningen.
De beste vriend.
(Uit het Hoogduitsch.)
Onder 't vreemde juk.
(Rückert.)
Naar Rückert.
Afscheid.
(Uit het Hoogduitsch.)
Morgenwekker.
(Longfellow.)
Voor de gevallenen.
(Victor Hugo.)
Twee wrakken.
(Hermann Ling.)
Eindlijk.
(Naar 't Hoogduitsch.)