Toelichting.
Kijk! waar nu de schepen varen enz.
‘Verscheidene lieden van Aalsmeer hebben mij verhaald, dat bij hun leven, door deze Meer, eene groote menigte van Morgen-talen weggesleten is, bijna een kenning van het land af. Daarenboven is mij nog door twee geloofwaardige lieden verteld, dat het huis van hunnen Vader had gestaan honderd roeden van de Meer, bij een Landmeter gemeten, en dat tien jaren daarna het water van de Meer kwam tot aan het huis, zoodat men genoodzaakt werd het af te breken, zoodat in een jaar tien Roeden in de breedte werd weggespoeld, enz.
Cornelis jonklaas van Aalsmeer, oud 64 jaren, bij mij wel bekend, heeft mij in de maand Maart 1641 verhaald, dat hij met zijn vader op den Ruigenhoek gegaan heeft, dat zijn vader hem aanwijzing deed van een huis en erve, dat aldaar gestaan had, en dat zijn vader zich herinnerde, dat daar nog van de Meer af 500 roeden lands vóór het huis waren, en dat, bij zijn leven, dat huis en de erve met die 503 roeden lands gansch en geheel was weggesleten.
“Nog heeft de voorzegde jonklaas mij bij deze gelegenheid verhaald, dat zeker oud man, genaamd gerritje fel, zich herinnerde, dat op eenen nacht een zeker getal verdolven akkers was weggeloopen, hetwelk wel 40 roeden in de breedte was. Zoodat er deze wolf altijd zijn klaauwen inslaat, en niet schroomt den eigenaars hunne landen te benemen.”
Leeghwater, Haarlemmermeer-boek (1641). 2. 5. 6. Uitgave van van Hasselt, Amst. 1838.
De verwoestingen, welke die plas en de aan denzelven grenzende polders, zoo wel in vroegeren tijd als in de laatste jaren, en ook onlangs in 1837 heeft aangerigt, zijn te wèl bekend, dan dat ik de oplettendheid van U Ed. Mog. zoude behoeven te vermoeijen met eene beschrijving der rampen, die dezelve ten gevolge der jaarlijks toenemende kracht van dat water, op verschillende tijden hebben geleden.’
Redev. van den Heer van reenen in de Staten Generaal in 1838. N. Staats Courant, 17 April 1838.